Mies gasser = verachtelijk iemand.
Bargoens
Linkmiegel = verrader.
Lijsen = geld ontvangen.
Verloenen = verraden.
Verpatsen = verkopen.
Zeperd = verlies hebben.
Versliengenen = verraden.
Loenenaar = verraderlijk iemand , foute handel.
Sjoege = verstand ervan hebben.
Fikken = vingers.
Bekakt =verwaand.
De bochel = vijf.
Cuus = varken.
Kus = tjoem.
Baloutaps = varkenshoofd.
Holpunter = trap onder je kont.
Kleunen = vechten.
Sjorren = trekken.
Kluit = veel.
Barrel =troep ,rommel.
Schorem = tuig.
Matten = vechten.
Ballenjongen = tussen persoon.
Beis = 2 dubbeltjes.
Branieschopper = uitdagend persoon.