Voor schut staan = voor gek staan.
Bargoens
Sassen = plassen.
Schijt hebben aan = niets geven om.
Schaken = betrappen.
Schijtlijster = lafaard.
Scheet = koos woordje b.v. lekkere scheet.
Een scheet en drie knikkers = geringe hoeveelheid.
Scheur = vagina.
Scheveninger = iemand die opnieuw verliest hoeft geen rondje te geven.
Rooielantaarndistrict = warme buurt.
Rotten = stinken.
Ruggetuffer= homo.
Ruigpoot = homofiel persoon.
Reetkever = scheldwoord voor homo.
Reigen = speuren naar azen.
Rut= blut.
Reuring = gezellige drukte.
Rijkshotel = gevangenis.
Reutemeteut = rotzooi, troep.
Op de reutel = is op de pof.
Riedel = is stukje op de piano.
Roeien = Flink eten.
Rolmops = fiets.
Rommelen = met wat handigheid voor elkaar brengen.
’t Rooie dorp = rijkswerkinrichting te veenhuizen.