Klok en hamerspel = het gehele mannelijk geslachtorgaan.
Bargoens
Klojo = sufferd
Kit = politie
Konkelefoezen = onder elkaar bespreken.
Kloffie = kostuum.
Nijf = mes
Van de klets klets zijn = homofiel zijn.
Koffer = bed
Knopenkast. = trekharmonika
Kneibel. = potig persoon
Koppeltje = een glasbier met een jenever.
Knar = hoofd kop.
Knakker = bizar persoon.
Kisten = laarzen.
Kelere = verwensing
Kapsones = kouwe drukte.
Alles kits = alles goed.
Kelerelijer = scheldwoord voor ellendeling.
Keilekit = kroeg
Keil = dronken
Kapsies maken = moeilijkheden maken staat in verband met kapsones.
Keiltje = glas jenever.
Kassie-zes = spelletje met 3 dobbelstenen.
Kist = toonbank tapkast bar.
Kasiewijle = dood.