Kierewiet = tureluurs
Bargoens
Ketting waar me reet aan hangt = ruggegraat.
Kasie-Kasie = lekker goed fijn.
Kattekroeg = Cafe waar veel vrouwen komen.”
Kast = draaiorgel.
Een kat = een standje.
Kisten = laarzen.
Jongeheer= mannelijk geslachtsdeel.
Joker.= voor aap staan.
Kappen met ……… = ophouden met ………
Kaps.= blut van alles beroofd.
Kanarieneuker of mierenneuker.=Scheldwoord voor pietluttig persoon.
Kakkies= voeten schoenen.
Kanen = met smaak eten.
Kamelenrug= zeer vol glas jenever.
Kak= verwaandheid.
Kakhuis= twijfelachtige aangelegenheid.
Jofel= goed ,fijn.
Juutje= tien gulden.
Kachelen= heet aanlopen.
Kaaljakker.= armoedzaaier.
Kachel = Dronken.
Kaneelduiker=naïef klein persoon.
Kanebraaier.=scheldwoord voor domme opschepper.
Joekel= groot.