Hotemetoot = de baas van het spul.
Bargoens
Hotel Bellevue of hotel de houten lepel = gevangenis.
Hufter = scheldwoord
Groene prent = briefje van duizend.
Hengst = klap ,slag of onhandige stomme kerel.
Heibel = ruzie.
Benepakhuis = mager persoon
Hassebassie = een borrel.
Harses = hoofd.
Hemelen = ten hemel varen.
Van het handje zijn = homofiel zijn.
Heikneuter = iemand uit de provincie.
Hoogteroer = mannelijk lid.
Goochem = slim.
Goser = kerel of vent.
Gajes = slecht volk.
Glazenwasser = prutser slecht vakman.
Gelazer = gezanik.
Geheid = gegarandeerd stellig.
Gein = plezier.
Gebbetje = geintje, grapje.
Gesjochten = arm verpauperd.
Geitenbreier = scheldwoord coor iemand die zeurt.
Geeltje = briefje van vijfentwintig gulden.
Geijkt = betrouwbaar.