Bikken = eten.
Bargoens
Binnenkomertje = het eerste borreltje in een bar.
Bibberatie = vrees.
Begiete = bang bevreesd.
Bikkesement = voedsel eten.
Biets = op andermans zak teren.
Barrels = grove schoenen. In barrels slaan is stuk slaan.
Besodemieterd = bedrogen.
Befgajes = rechterlijke macht.
Behanger = scheldwoord voor prutser.
Besjokke = gek.
Door het behang gaan = zijn prestige verliezen.
Bajesmaf = afgestompt door celstraf.
Aangekleed gaat uit = spottend commentaar op keurig gekleed persoon.
Bakkes = mond.
Afgelikte boterham = vrouw of meisje met een aantal minnaars met een al te rijk verleden.
Afgelikte boterham = vrouw of meisje met een aantal minnaars met een al te rijk verleden.
ABC-tje = vanzelfsprekend.
Ammennooitniet = nooit van me leven.
Aan me hoela = nooit van me leven.
Van balen = ergens een hekel aan hebben.
Afzakkertje = laatste borrel voor dat je naar huis gaat.
Afpeigeren = dodelijk vermoeid. Uitgeput.
Afnokken = ophouden met het karwei.
Banjer = rijke heer, patser.
Bajes= gevangenis.