Lijsen = hoeveel kan ik vangen.
Bargoens
Lijperik = scheldwoord als geitenbreier.
Maleier = uitspraak zo dronken als een maleier erg dronken.
Makkie = makkelijk karwei.
Makke = gebrek hebben.
Zeven stuivers = 35 cent.
Lollig = in de volksmond lesbisch.
Lood = geld.
Hij komt uit loenen = Hij is vals gemeen en leugenachtig.
Logeren = gevangen zitten.
Loenen = te veel praten
Linkmiegel = Gevaarlijke of slimme man.
Linke loetje = handige slimme man.
Door het lint gaan = zwaar beschonken raken.
Loen = vals.
Los = uitverkocht.
Lou tof = niet goed.
In de lorum = dronken zijn.
Lou sjoege = geen contact hebben.
Losmakertje = grap die het eerste applaus losmaakt.
Loeres = zaak of persoon van grote omvang.
Likken = sterke drank drinken.
Loenenaar = verraderlijk persoon of bedriegende zaak.
Loentje = seintje.
Louloene = negatief.