Lulhannis = passief persoon.
Bargoens
Kwats =onzin.
Kantje boord = nog net goed verlopen.
Oj = nauw en.
Glimmers = ogen.
Kijkers = ogen.
Bliekers = ogen.
Iemand plat maken = iemand omkopen.
Een linkmiegel = onbetrouwbaar persoon.
Kwakzalver = onbetrouwbare arts.
Lou poten = niet aankomen.
Waus = Onbevreest persoon.
Ongein = niet leuk zijn.
Leip = onbezonnenpersoon.
Lou prevelen = niet praten.
Onderkruipsel = onderdanig persoon.
Nebbisj = niets.
Piegem = onderkruiper.
Geen poot uitsteken = niets doen.
Lou loene = niets gedaan.
Schaften = niets mee te maken.
Uit je neus vreten = niets uitvoeren.
Bakkes. = mond.
Kwant = mooi.
Pottentaart = Mottenkop.