Piek of pieterman= gulden.
Bargoens
Piekenier= straatventer van groeten
Pineut = aan het kortste eind trekken.
Piepen= slapen
Pierement = draaiorgel.
Pieren = gokken dobbelen.
Peper en zoutstelletje = lesbisch paar.
Piereverschrikker = borrel op je nuchtere maag.
Peren = stevig drinken.
Pieskapee = grapje ,smoesje.
Perzik = vrouwelijk geslachtsdeel.
De grote piet uithangen = duur doen.
Optater = klap of slag.
Orenbak = geldla.
Otteren = ploeteren.
Paal = mannelijk geslachtsdeel.
Pak = iemand in het pak nemen iemand oplichten.
Pakkie an = rustig aan.
Pandoeren = geslachtsgemeenschap.
’n Minne patetter = gemeen mens.
Patjepeeer = poenig persoon.
Oostenrijker = rijk vrijgevig persoon.
Peer = snuiter geschikte peer.
Opengooien = inbreken.
Pegel = gulden