Nassen = met smaak eten.
Bargoens
Natnek= scheldwoord.
Moeren = kapot maken.
Uit zijn nek lullen = raaskallen
Mokkel = meisje of vrouw.
Over de nek gaan = braken.
Mollen = doden, kapot maken.
Neppen = bedriegen.
Mook = trekharmonica.
Nepschore. = goederen bestemd voor of afkomstig zijn van oplichting.
Stik de moord =Kindertaal betekenis= bekijk het maat.
Moot = aantrekkelijk mooie vrouw.
Moppentrommel = geldkistje.
Moppie = meisje
Mot = ruzie
Mud = honderd gulden.
Mij een biet = maakt me niet uit.
Op de punt van de naald uitzitten = korte gevangenisstraf uitzitten.
Naatje .= geringschatting.
Hij zit in de nachtploeg = hij gaat inbreken.
Miskleunen = misslaan.
De mode uit zijn = dood zijn.
Kletsen = rodelen.
Meloet = zo dronken zijn als een meloet.
Meppen = slaan.